e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel uitgedorst stro bos: bus (Nunhem) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder bustehouder: bustehaojer (Nunhem) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buurten haastavond? (zn.): [sic?, of kaartavond?, rk]  haastaovendj (Nunhem), naburen: (bij de buren).  naobere (Nunhem) de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
campagne, seizoen campagnetijd: kǫmpanjǝtī̄t (Nunhem), seizoen: sǝzūn (Nunhem) Die tijd van het jaar waarin de weersgesteldheid zodanig was, dat de mogelijkheid bestond in de buitenlucht vormelingen te drogen. Volgens een invuller uit Q 95 was de term campagne uit de tijd van de veldovens; later bij ring- en vlamovens werd hij minder gebruikt. [N 98, 7; monogr.] II-8
cape pelerine (<fr.): pildrien (Nunhem) cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)] III-1-3
capuchon tourette (fr.): WNT: trette. Uit fr. tourette, door plant. vermeld als naam voor een vrouwelijk hoofddeksel.  tröt (Nunhem) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
cariës wolf: wolf (Nunhem) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
castreren nijpen: nīpǝ (Nunhem), snijden: šnii̯ǝ (Nunhem) In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
cent cent: cent (Nunhem) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
centiem belse cent: Belssje cent (Nunhem) koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)] III-3-1