33128 |
strowis |
stroo(i)ewis:
stryǝwęš (L427p Obbicht)
|
Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.]
I-4
|
19394 |
strozak |
paljas:
paljas (L427p Obbicht),
strozak:
strozak (L427p Obbicht)
|
Met stro gevulde matras (bulster, paljas, strozak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17851 |
struikelen |
struikelen:
strukele (L427p Obbicht)
|
struikelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
30557 |
stucadoor |
pleisteraar:
plęjstǝrǝr (L427p Obbicht),
stucadoor:
stykadōr (L427p Obbicht)
|
Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.]
II-9
|
25138 |
stuifsneeuw |
jaagsneeuw:
jaagsjniè (L427p Obbicht),
jachtsneeuw:
jaihtsneeuw (L427p Obbicht)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
22362 |
stuiken |
kuiltjegooien:
#NAME?
kuultje gooien (L427p Obbicht)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
17642 |
stuitbeen |
staartknookje:
sjtartknökske (L427p Obbicht)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
stūve(n) (L427p Obbicht),
⁄t sjtuft (L427p Obbicht)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [SGV (1914)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
knab:
Opm. tegen een 10-centimes st.).
knab (L427p Obbicht),
knabje:
knepke (L427p Obbicht),
stuiver:
stuuver (L427p Obbicht),
vijfje:
viefke (L427p Obbicht)
|
stuiver [SGV (1914)] || stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
lap:
lap (L427p Obbicht),
perceel:
perceel (L427p Obbicht),
stuk:
stø̜k (L427p Obbicht)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|