e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fruitmand aardsbeziënmandje: ɛrts˱bēzǝmē̜ntjǝ (Oirlo) Algemene benaming voor een mand of korf voor het bewaren en/of vervoeren van fruit. Het woordtype flats, dat door respondenten uit Haspengouw werd opgegeven, is -in het enkelvoud- eigenlijk een benaming voor een, vaak vierhoekige, exportmand. In het Tongers woordenboek (pag. 152) wordt de flat omschreven als een ronde korf met onder en boven een doorsnede van 30 cm en een hoogte van 15 √† 20 cm; de korf wordt gebruikt om er kersen en pruimen in te bewaren. Kennelijk wordt de vorm met eind -s in sommige plaatsen in Haspengouw ook voor het enkelvoud gebruikt. Vgl. het Sint-Truidens woordenboek s.v. flats, ø̄ronde fruitkorfø̄. [N 40, 96; N 40, 97; N 40, 107; monogr.] II-12
fuchsia bellenboompje: bellebömke (Oirlo, ... ), bellenplant: belleplānt (Oirlo), fuchsia: fuksia (Oirlo, ... ) fuchsia || Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)] III-2-1
fuik fuik: foek (Oirlo) fuik [SGV (1914)] III-3-2
futloze jongen zoutzak: zâltzák (Oirlo) futloze kerel III-1-4
gaan gaan: gaon (Oirlo), goan (Oirlo) gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: de wīēnd göt ligge (Oirlo) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaar (Oirlo, ... ), snotgaar: snòtgaar (Oirlo) door en door gaar gekookt || gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] || genoeg gekookt, gebakken, gestoofd III-2-3
gaatje voor de schoenveter gat: gatter (Oirlo, ... ) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gaffelreep gaffelreep: gaffelreep (Oirlo) Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46] II-3
gaffelwiel, gaffelrad gaffelwiel: gaffelwiel (Oirlo) Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l] II-3