e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
homp, brok, klont kluit: klüt (Oirlo) kluit [SGV (1914)] III-4-4
hond hond: hond (Oirlo), hoond (Oirlo, ... ), as ge ovver d\'n hoond kómt, kòmde ok ovver de stárt: wanneer men iets aangaat moet men ook de gevolgen dragen Bekend staon as d\'n boonten hoond: in de omgeving bekend staan als persoon met verdacht gedrag D\'n hoond löpt de pieël òp: een jongen gaat het ouderlijk huis uit Ennen bángen hoond bláft mieër, asdat hij biet: van dreigen hoeft men niet veel te vrezen kòmmandieër òwwen hoond en bláft aeges: wel bevelen geven, maar zelf niets uitvoeren Twiwë kwoj heund biete mekaar nie: Boze mensen zijn het gauw met elkaar eens, wanneer zij zich tegen een derde keren Wie aens hoond hiet, hiet vort âltied hoond: wie eens een misstap begaan heeft, wordt hier altijd voor nagewezen Groeëte heund biete mekaar nie: grote heren sparen elkaar Dat is ennen hoond van \'n paerd , zaej de jòng en toen reej hij òp \'n kat: in het kleine toch het grootte zien  hoond (Oirlo) hond [SGV (1914)] III-2-1
hondenhok hondenhok: hoondehok (Oirlo), hondskooi: hoondsköj (Oirlo) hondehok || hondenhok III-2-1
honderd frank honderd frank: hoŏnderd-frang (Oirlo) 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
hondsdraf duivelsnaaigaren: duvelsnej-gare (Oirlo) Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)] III-4-3
honger hebben honger hebben: hônger hebbe (Oirlo) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: honeŋ (Oirlo) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd hoofd: heut (Oirlo), kop: kop (Oirlo, ... ) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bolles: bölles (Oirlo, ... ), knikker: knikker (Oirlo) [N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoogaltaar: hoeegaltaor (Oirlo) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3