e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koekje camps-mop: Syst. WBD  camps-mop (Oirlo), knapkoek: Syst. WBD  knapkoek (Oirlo), t Is már enne knápko‰k: het stelt niet veel voor  knápkoēk (Oirlo), marie-koekje: Syst. WBD  marie-kuukske (Oirlo), mop met een gat in: Syst. WBD  mop mit en gat ien (Oirlo), mopje: liedje klein kind Kóm mien möpke, spuit n möpke dan kriede n möpke: Kom mijn kind, speel een liedje dan krijg je een koekje  möpke (Oirlo), Syst. WBD  möpke (Oirlo), sprits: Syst. WBD  sprits (Oirlo), zandkoekje: Syst. WBD  zandkuukske (Oirlo) knapkoek, dunne knapperige en besuikerde (aanvankelijk ruitvormig, later ronde) koek als lekkernij || koekje || Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
koelkast ijskast: ieskâs(t) (Oirlo) ijskast III-2-1
koestal koestal: ku[stal] (Oirlo), kuu̯[stal] (Oirlo) De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6
koets koets: kuts (Oirlo) Vierwielig rijtuig met een vierkante gesloten kast voor een klein aantal personen. De kast hangt in riemen of rust op veren. De koetsier heeft een aparte bok. De koets is een van de meest bekende rijtuigen, vandaar dat "koets" ook vaak als algemene benaming voor het vierwielig rijtuig gebruikt wordt. [N 17, 5; N 101, 1-13; N G, 51; L 28, 24; L 36, 70; L A, 288; L 1a-m; S 18; Wi 18; Gi 3,IB; monogr] I-13
koets (alg.) koets: koets (Oirlo, ... ) een vierwielig, geheel gesloten rijtuig, door een of meer paarden getrokken [koets, toegerij, toekoets] [N 90 (1982)] || koets [SGV (1914)] III-3-1
koffie koffie: koffie (Oirlo, ... ), troost: truəst (Oirlo) fig. voor koffie || koffie [SGV (1914)] || koffie, een kop ~ [SGV (1914)] III-2-3
koffie zetten opschudden: òpschudde (Oirlo) koffie zetten III-2-3
koffiedik drats: drats (Oirlo, ... ), koffiedrats: koffiedrats (Oirlo), Dat hit geld gekaost, zeej de vrouw tigge de jòng, en toew goot zij m de koffiedrats ien zien tas  koffiedrats (Oirlo) koffiedik [DC 47 (1972)], [SGV (1914)] III-2-3
koffieloodje koffielood: koffieloeëd (Oirlo) metalen kokertje voor het afmeten van de hoeveelheid koffie die hier en nu nodig is om de gewenste sterkte te verkrijgen III-2-1
koffiepot koffiekan: koffie-kan (Oirlo), koffiepot: koffie-pot (Oirlo), koffietuit: koͅfitø͂ͅt (Oirlo) koffiekan || pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1