e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostbaar kostbaar: kosbaar (Oirlo) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
kosten doen: wat doen de bagge dees waek? (Oirlo), opbrengen: wat motte ze ôpbrenge? (Oirlo), uitdoen: wat doen de bagge dees waek ŭŭt? (Oirlo), wat motte ze ŭŭtdōēn? (Oirlo), waard zijn: wat zien de bagge wert? (Oirlo) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: k^ö:stər (Oirlo), køͅstər (Oirlo) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kosteres kosterin: køͅstəren (Oirlo) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kostgenger (Oirlo) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kostschool internaat: ienternaat (Oirlo), kostschool: kostschol (Oirlo) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kármenaaj (Oirlo), Syst. WBD  kermenaai (Oirlo), kotelet: kortelet (Oirlo), zie kortelet  kòttelet (Oirlo) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || carbonade met been || karbonade || kotelet III-2-3
koud, mistig en somber weer duister (weer): düster wêr (Oirlo, ... ), mistig (weer): mistig (Oirlo), ’t is mistig (Oirlo), moek: ⁄t is moek (Oirlo, ... ), moekachtig: moekaechteg (Oirlo), moekig: moekeg (Oirlo), moekweer: moekwaer (Oirlo), motlucht: en motlôcht (Oirlo), noorderwind: Noorderwiend (Oirlo) donker [~ weer] [SGV (1914)] || mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistig, nevelig || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koude drukte maken drukte maken voor een lege niks: drukte make vur enne laege niks (Oirlo), drukte maken voor niks: drukte make vur niks (Oirlo) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4
koude mist zure mist: zoere mist (Oirlo) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4