e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruimen pruimen: proeme (Oirlo, ... ) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || tabak pruimen III-2-3
pruimenvlaai pruimenvlaai: proemeflaaj (Oirlo) pruimevlaai III-2-3
pruis pruis: Prüs (Oirlo) Pruis [SGV (1914)] III-3-1
pruisen pruisen: Prüsse (Oirlo) Pruisen (land) [SGV (1914)] III-3-1
prutsen aanmodderen: an-moddere (Oirlo), doddelen: doedele (Oirlo), froemelen: froemele (Oirlo), hampelen: hámpele (Oirlo), hannesen: hannesse (Oirlo), ineenflansen: ienén flânse (Oirlo), ineenflatsen: ienén flatse (Oirlo), ineenfleren: cf. VD p. 776, s.v. "fleren  ienén flaere (Oirlo), ineenkloten: ienén kloeëte (Oirlo), klooien: kloje (Oirlo, ... ), klojje (Oirlo), kloten: kloeëte (Oirlo), kloëte (Oirlo), klungelen: klungele (Oirlo), knoddelen: knoddele (Oirlo), knommelen: knoemele (Oirlo), Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)  knoemele (Oirlo), prutsen: pratse (Oirlo), prutse (Oirlo), trontelen: tròntele (Oirlo) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || klooien, prutsen, klunzen, klungelen || knutselen, prutsen || met veel moeite en slordig in elkaar zetten || nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || onhandig doen || prutsen || prutsen, aanklooien || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || slordig in elkaar zetten || slordig, vlug in elkaar prutsen || werk doen dat geen zin heeft, ondeugdelijk werk doen III-1-4
prutser doos: en doës (Oirlo), hampelaar: hámpeler (Oirlo), klooierd: klojjerd (Oirlo), pieler: pieler (Oirlo), sukkelaar: sukkeler (Oirlo) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || iemand die veel prutst, klungelt etc. || onhandig persoon, onnozele || prutser || sukkelaar [SGV (1914)] III-1-4
prutswerk blagengedoe: blagegedoej (Oirlo), geknoddel: geknoddel (Oirlo), knommelarij: Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)  knoemelereej (Oirlo), pielwerk: piel(e)waerk (Oirlo), prutswerk: prutswaerk (Oirlo) prutswerk || slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || waardeloos werk || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
puber aankomeling: ankômmeling (Oirlo), hangoor: hángoeër (Oirlo) opgroeiende jongen/meisje || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2
pudding podding: podding (Oirlo), pudding: Syst. WBD  pudding (Oirlo) pudding || Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
puimsteen puimsteen: pymstęjn (Oirlo), pȳmstiǝn (Oirlo) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9