18828 |
getob; tobben |
gesukkel:
gesukkel (L216p Oirlo)
|
het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətrówdə vrów (L216p Oirlo)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuge (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuigen:
getuge (L216p Oirlo)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuige zijn:
[overgeheveld van lm. getuigenis, geen begrip getuigen in N 90, RK]
getuge zien (L216p Oirlo),
getuigen:
getugen (L216p Oirlo)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] || getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
getugenis (L216p Oirlo)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
gevaorlek (L216p Oirlo)
|
gevaarlijk
III-1-4
|
23899 |
gevallen engelen |
duivels:
duvels (L216p Oirlo),
gevallen engelen:
gevalle èngele (L216p Oirlo)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
bak:
Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.
in de bak (L216p Oirlo),
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
cachot (L216p Oirlo),
kot:
Van Dale: kot, 4. gevangenis.
kot (L216p Oirlo)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
Enne schönne gevel hit ok plekke: er is niets volmaakt
gevel (L216p Oirlo)
|
gevel, voorkant van een huis
III-2-1
|