25062 |
homp, brok, klont |
kluit:
klüt (L216p Oirlo)
|
kluit [SGV (1914)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hond (L216p Oirlo),
hoond (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
as ge ovver d\'n hoond kómt, kòmde ok ovver de stárt: wanneer men iets aangaat moet men ook de gevolgen dragen Bekend staon as d\'n boonten hoond: in de omgeving bekend staan als persoon met verdacht gedrag D\'n hoond löpt de pieël òp: een jongen gaat het ouderlijk huis uit Ennen bángen hoond bláft mieër, asdat hij biet: van dreigen hoeft men niet veel te vrezen kòmmandieër òwwen hoond en bláft aeges: wel bevelen geven, maar zelf niets uitvoeren Twiwë kwoj heund biete mekaar nie: Boze mensen zijn het gauw met elkaar eens, wanneer zij zich tegen een derde keren Wie aens hoond hiet, hiet vort âltied hoond: wie eens een misstap begaan heeft, wordt hier altijd voor nagewezen Groeëte heund biete mekaar nie: grote heren sparen elkaar Dat is ennen hoond van \'n paerd , zaej de jòng en toen reej hij òp \'n kat: in het kleine toch het grootte zien
hoond (L216p Oirlo)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondenhok:
hoondehok (L216p Oirlo),
hondskooi:
hoondsköj (L216p Oirlo)
|
hondehok || hondenhok
III-2-1
|
21622 |
honderd frank |
honderd frank:
hoŏnderd-frang (L216p Oirlo)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24687 |
hondsdraf |
duivelsnaaigaren:
duvelsnej-gare (L216p Oirlo)
|
Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
hônger hebbe (L216p Oirlo)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L216p Oirlo)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
heut (L216p Oirlo),
kop:
kop (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo)
|
[N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bolles:
bölles (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
knikker:
knikker (L216p Oirlo)
|
[N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoogaltaar:
hoeegaltaor (L216p Oirlo)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|