18222 |
lap |
lap:
lap (L216p Oirlo)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24420 |
larve van de libel |
sprok:
sprok (L216p Oirlo)
|
larve vd libel
III-4-2
|
18980 |
laster |
laster:
laster (L216p Oirlo)
|
laster [SGV (1914)]
III-1-4
|
18999 |
lasteren |
lasteren:
lastere (L216p Oirlo),
lasterpraat verkopen:
lasterpraot verkoëpe (L216p Oirlo)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lâstig waerk (L216p Oirlo),
was langer
lastig (L216p Oirlo),
niet gemakkelijk:
nie gemekkelijk (L216p Oirlo),
zwaar:
zwaor waerk (L216p Oirlo)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19289 |
lastig zijn |
klieren:
kliere (L216p Oirlo),
pesten:
peste (L216p Oirlo),
tergen:
terge (L216p Oirlo)
|
tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21812 |
lastigvallen |
ophouden:
ôphâlde (L216p Oirlo)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L216p Oirlo
[(meervoud: latǝr)]
)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
17814 |
laten |
laten:
loate (L216p Oirlo)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
23752 |
laten wijden |
laten zegenen:
laote zaegene (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo),
palmtakje:
palmtakje (L216p Oirlo)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|