22414 |
vissnoer |
lijn:
lien (L216p Oirlo)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (L216p Oirlo)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
bestaande uit een ronde deegbodem met opstaande rand, opgevuld met spijs Op enne verbrände flaaj soeker strowwe: gebreken trachten te verbergen Haaj "haaj"ien de boks geschete, dan haaj hij flaaj gehad: gezegde wanner men dikwijls het woor "haaj"zegt
flaaj (L216p Oirlo),
Syst. WBD
vlaaj (L216p Oirlo)
|
rond Limburgs gebak || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
vlaai met deksel:
Syst. WBD
vlaaj mit deksel (L216p Oirlo)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
vlaai met streepjes:
Syst. WBD
vlaaj mit striepkes (L216p Oirlo)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
Syst. WBD
spies (L216p Oirlo)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaischotel:
flaaischóttel (L216p Oirlo),
flaajschòttel (L216p Oirlo),
vlaaj-schôttel (L216p Oirlo)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] || vlaaischotel
III-2-1
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaams (L216p Oirlo)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
matkolf:
metkolf (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai
III-4-1
|