e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niknak niknak: niknak (Oirsbeek) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
niks waard niks waard: dat is niks wêêrt (Oirsbeek), (Er hoort nog een lengte streep te staan, boven de e).  dat is niks wêrt (Oirsbeek) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nippen nippen: nippə (Oirsbeek), pitsen: pĭĕtsjə (Oirsbeek) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
nog niet uitgerezen deeg nog niet uitgegangen deeg: nax nēt ūtgǝgaŋǝn dēx (Oirsbeek) [N 29, 26a; monogr.] II-1
nok vorst: vēš (Oirsbeek) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodkabel noodschakelaar: noodschakelaar (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]) De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669] II-5
noodschakelaar noodschakelaar: noodschakelaar (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Schakelaar waarmee men in geval van nood het transportmiddel stil kan zetten. Zie ook het lemma Noodkabel. Volgens een invuller uit Q 121 was op de Domaniale mijn aan de noodschakelaar een lamp aangesloten, waarmee geseind kon worden. [N 95, 483] II-5
nors bars: barsj (Oirsbeek), zuur: zōēr (Oirsbeek) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
notariskosten schrijfgeld: sjriefgeldj (Oirsbeek) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noten afslaan slaan: ideosyncr.  slaon (Oirsbeek), WLD  sjlaon (Oirsbeek) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3