e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke hond, teef hond: hondj (Oirsbeek), moer: moer (Oirsbeek) teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kip hoen: hou̯n (Oirsbeek), hōn (Oirsbeek) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke vis grinsel: WLD  grinsel (Oirsbeek) Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)] III-4-2
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrouluuj kleejer (Oirsbeek), vrouwluuj kleijer (Oirsbeek) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwenonderhemd? hemd: haemt (Oirsbeek), vrouwluihemd: vroolujhumme (Oirsbeek) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vrouwziek geil: geil (Oirsbeek), heet: heit (Oirsbeek) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vrucht zetten aanzetten: WLD  aanzettə (Oirsbeek) Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] III-4-3
vruchtbare grond gelpe grond: gɛlpǝ gronjtj (Oirsbeek), goed land: gōt lanjtj (Oirsbeek), goede grond: gou̯ǝ grunjtj (Oirsbeek), gǫu̯wǝ grunjtj (Oirsbeek) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vruchtgebruik tocht: toegt (Oirsbeek) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] III-3-1
vruchtvlies bed: bəd (Oirsbeek) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)] III-2-2