e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wolkenbank streep wolkjes: striep wölkskes (Oirsbeek) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wollen muts (kinderen) kapoets: kaputsj (Oirsbeek) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde wonde: woenj (Oirsbeek), wonj (Oirsbeek) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonder wonder: wonjer (Oirsbeek) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonen huizen: hoeze (Oirsbeek), wonen: woone (Oirsbeek) huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1
woord woord: woort (Oirsbeek) woord [SGV (1914)] III-3-1
wormbulten angelsbetelen: aŋǝlsbētǝlǝ (Oirsbeek) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormsteek (subst.) worm: de woerm (Oirsbeek) wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] III-2-3
wormstekig wormstekig: WLD  woermsjtèèəkig (Oirsbeek, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worst maken worst(en) maken: wuš mākǝ (Oirsbeek) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1