e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaak bedrijf: bedrief (Oirsbeek, ... ), geschft (du.): gesjef (Oirsbeek), zaak: zaak (Oirsbeek) inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)] III-3-1
zaalrug zaalrug: zālrø̜q (Oirsbeek) Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q] I-9
zacht winterweer zacht winterweer: zacht wĕíntjerwaer (Oirsbeek) zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)] III-4-4
zachtaardig kalm: opmerking mar.: vraagstelling is niet helemaal correct; er is een verschil tussen "zacht van geaardheid"(zachtaardig) en "niet heftig of opvliegend"(zachtzinnig)  kalm (Oirsbeek) zacht van geaardheid, niet heftig of opvliegend [week, zachtzinnig] [N 85 (1981)] III-1-4
zachte wind, briesje floes: floes (Oirsbeek) nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)] III-4-4
zachtharige bezem mop: rond  mop (Oirsbeek), zwabber: langwerpig  sjwabber (Oirsbeek) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zadeldak zadeldak: zāldāk (Oirsbeek) Dak in de vorm van twee gelijkhellende, rechthoekige dakschilden, die in de nok samenkomen. [N 4A, 22; N 54, 170b; div.] II-9
zagen zegen: zē̜gǝ (Oirsbeek  [(met behulp van de spanzaag)]  ) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12
zak in de onderrok rokkentas: rokketesj (Oirsbeek), tas: tesj (Oirsbeek) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak op een schort scholkentas: scholketesj (Oirsbeek), tas: tesj (Oirsbeek) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3