e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonder voor spitten over de hand omgraven: ō ̝ǝvǝr dǝ hantj˱ o ̝mgrāvǝ (Oirsbeek) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zool zool: zǭl (Oirsbeek) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen lap: lap van ene sjoen (Oirsbeek), zool: zoal (Oirsbeek) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag klompenlap: klumpǝlap (Oirsbeek), leren lap: lē̜rǝ lap (Oirsbeek) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zōm (Oirsbeek) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon jong: joeng (Oirsbeek), joͅŋ (Oirsbeek), zoon: zoen (Oirsbeek), zōn (Oirsbeek), zūən (Oirsbeek) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezurgt zin (Oirsbeek) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zaut (Oirsbeek) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Oirsbeek) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: zōēke (Oirsbeek) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3