24913 |
broekland, moeras |
moer:
mōēr (Q033p Oirsbeek),
moeras:
moeras (Q033p Oirsbeek),
zomp:
sump (Q033p Oirsbeek)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
broekspijp:
brookspiepe (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
broekenriem:
brookereem (Q033p Oirsbeek),
broekriem:
brookreem (Q033p Oirsbeek)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentas:
vottetesj (Q033p Oirsbeek)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
broekentas:
brookestesj (Q033p Oirsbeek)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broeder:
brou̯ər (Q033p Oirsbeek),
brower (Q033p Oirsbeek),
broer:
broor (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek),
brōr (Q033p Oirsbeek),
brór (Q033p Oirsbeek)
|
broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
33900 |
brokkelhoef |
slechte hoeven:
šlęxtǝ hōvǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
broe me (Q033p Oirsbeek)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
22586 |
bromtol |
huildop:
huuldop (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
ader:
aor (Q033p Oirsbeek),
bron:
bron (Q033p Oirsbeek),
bròn (Q033p Oirsbeek),
kwel:
kwel (Q033p Oirsbeek),
kwél (Q033p Oirsbeek)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8, III-4-4
|