e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoolkinderen schooljongen: šxoljuŋ (Oostham) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoondochter schoondochter: schoendochter (Oostham) schoondochter [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: schoenmoejer (Oostham) schoonmoeder [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonvader schoonvaar: schoenvaor (Oostham) schoonvader [ZND 01u (1924)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: schoenzoon (Oostham) schoonzoon [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonzuster schoonzuster: schôônzuster (Oostham, ... ) schoonzuster [ZND 06 (1924)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
schoot schootje: schootje (Oostham) Het onder de gordel of het middel ruim of in plooien afhangend deel van een kledingstuk. De schoot kan ook het onderste gedeelte van het voorpand zijn, dat door de schootnaad van het bovenste gedeelte gescheiden is; bij jacquet, geklede jas en rok (Meima I, pag. 45). [N 62, 35; N 59, 152] II-7
schop, afdak voor landbouwgereedschappen afdak: afdak (Oostham), karschop: karsxǫp (Oostham), kārsxǫp (Oostham), schop: sxop (Oostham) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen schoppen: schoepen (Oostham) schoppen [ZND 06 (1924)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: schuppen āōs (Oostham) Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] III-3-2