20911 |
pruim |
eierpruim:
"Belle de Louvain
ejjerproem (L216a Oostrum),
kriek:
kleine soort
kriek (L216a Oostrum),
pruim:
proem (L216a Oostrum),
pruimpje:
kleine soort
pruumke (L216a Oostrum),
reine claude (fr.):
ringeloeët (L216a Oostrum),
spral:
spral (L216a Oostrum),
tabakspruim:
tebáksproem (L216a Oostrum)
|
pruim || pruim, soort || pruim, soort, reine claude || tabakspruim
I-7, III-2-3
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
proeme (L216a Oostrum)
|
tabak pruimen
III-2-3
|
20834 |
pruimenvlaai |
pruimenvlaai:
proemeflaaj (L216a Oostrum)
|
pruimevlaai
III-2-3
|
18926 |
prutsen |
doddelen:
doedele (L216a Oostrum),
froemelen:
froemele (L216a Oostrum),
hampelen:
hámpele (L216a Oostrum),
ineenflansen:
ienén flânse (L216a Oostrum),
ineenflatsen:
ienén flatse (L216a Oostrum),
ineenfleren:
cf. VD p. 776, s.v. "fleren
ienén flaere (L216a Oostrum),
ineenkloten:
ienén kloeëte (L216a Oostrum),
klooien:
klojje (L216a Oostrum),
kloten:
kloeëte (L216a Oostrum),
klungelen:
klungele (L216a Oostrum),
knommelen:
Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)
knoemele (L216a Oostrum),
trontelen:
tròntele (L216a Oostrum)
|
klooien, prutsen, klunzen, klungelen || knutselen, prutsen || met veel moeite en slordig in elkaar zetten || onhandig doen || prutsen || prutsen, aanklooien || slordig in elkaar zetten || slordig, vlug in elkaar prutsen || werk doen dat geen zin heeft, ondeugdelijk werk doen
III-1-4
|
18908 |
prutser |
hampelaar:
hámpeler (L216a Oostrum),
klooierd:
klojjerd (L216a Oostrum),
pieler:
pieler (L216a Oostrum)
|
iemand die veel prutst, klungelt etc. || onhandig persoon, onnozele || prutser
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
blagengedoe:
blagegedoej (L216a Oostrum),
knommelarij:
Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)
knoemelereej (L216a Oostrum),
pielwerk:
piel(e)waerk (L216a Oostrum)
|
prutswerk || waardeloos werk
III-1-4
|
20311 |
puber |
hangoor:
hángoeër (L216a Oostrum)
|
opgroeiende jongen/meisje
III-2-2
|
20651 |
pudding |
podding:
podding (L216a Oostrum)
|
pudding
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pȳmstiǝn (L216a Oostrum)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
31312 |
puntbeitel |
puntbeitel:
pønt˱bęjtǝl (L216a Oostrum)
|
Puntige, smalle beitel, die wordt gebruikt bij het bewerken van harde metalen. [N 33, 111]
II-11
|