34213 |
koeherder |
koeherd:
kuwhart (L216a Oostrum)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
32568 |
koekenhort, vlaaienhort |
koekhortje:
kūkhø̜rtjǝ (L216a Oostrum)
|
Doorgaans van witte wissen gevlochten onderzetter, waarop vers gebakken vlaaien of pannenkoeken worden gelegd om af te koelen. [N 40, 97; N 40, 118; N 40, add.; L 1u, 100; L 1a-m; L 35, 107; monogr.]
II-12
|
19407 |
koekenpan |
koekenpan:
Alle dinger hebbe twieë hândsvatter, behalve enne pestoeërsho‰d en \'n ko‰kepan. \'t Ieën hit \'r driej en \'t ânder már ieën
koēkepan (L216a Oostrum)
|
koekepan
III-2-1
|
20750 |
koekje |
knapkoek:
t Is már enne knápko‰k: het stelt niet veel voor
knápkoēk (L216a Oostrum),
mopje:
liedje klein kind Kóm mien möpke, spuit n möpke dan kriede n möpke: Kom mijn kind, speel een liedje dan krijg je een koekje
möpke (L216a Oostrum)
|
knapkoek, dunne knapperige en besuikerde (aanvankelijk ruitvormig, later ronde) koek als lekkernij || koekje
III-2-3
|
19747 |
koelkast |
ijskast:
ieskâs(t) (L216a Oostrum)
|
ijskast
III-2-1
|
31201 |
koevoet, hefboom |
koevoet:
kuvūt (L216a Oostrum)
|
IJzeren hefboom van 90 tot 120 cm lang die van onderen eindigt in een schuin uitstaande, gespleten klauw. De koevoet wordt gebruikt bij het verplaatsen van zware lasten, maar ook voor sloopwerk en om spijkers uit te trekken. Zie voor de woordtypen domphout (L 331) en domper (L 330) ook het Tegels woordenboek, pag. 81, s.v. ɛd√¥mpeɛ: "het optillen of verplaatsen van een zwaar voorwerp door middel van een hefboom, die men op een ondergeschoven blok of steen laat rusten."' [N 33, 240; N 33, 114; N 17, 81]
II-11
|
20864 |
koffie |
koffie:
koffie (L216a Oostrum),
As dén/die zó lang as stòm was, kòs dén/die uut de schow koffie dreenke: gezegde voor iemand die zeer dom is Genne zËvere koffie zien: niet geheel in orde zijn
koffie (L216a Oostrum),
troost:
truəst (L216a Oostrum)
|
fig. voor koffie || koffie || uit koffie bereide drank
III-2-3
|
20840 |
koffie zetten |
opschudden:
òpschudde (L216a Oostrum)
|
koffie zetten
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
drats:
drats (L216a Oostrum),
koffiedrats:
Dat hit geld gekaost, zeej de vrouw tigge de jòng, en toew goot zij m de koffiedrats ien zien tas
koffiedrats (L216a Oostrum)
|
koffiedik
III-2-3
|
19787 |
koffieloodje |
koffielood:
koffieloeëd (L216a Oostrum)
|
metalen kokertje voor het afmeten van de hoeveelheid koffie die hier en nu nodig is om de gewenste sterkte te verkrijgen
III-2-1
|