19582 |
kopje |
koffietas:
Vat már \'n koffietas uut de kas
koffietas (L216a Oostrum),
tas:
Dreenkte \'n tas koffie mit de tas valt host van toffel: dreiging van een miskraam Ge vángt mieër maespels/vli‰ge mit \'n laepelke soeker as mit \'n tas eek: Met zachtheid bereikt men doorgaans meer dan met gestrengheid
tas (L216a Oostrum),
werkendaagse tas:
waerkendágsetas (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
grote koffiekop || koffiekop || koffiepot die iedere dag gebruikt wordt || kop met oor
III-2-1
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppef (L216a Oostrum),
krangs:
krángs (L216a Oostrum),
wars:
wérs (L216a Oostrum)
|
koppig || koppig, dwars
III-1-4
|
31720 |
kopshout |
kopshout:
kǫpshǭlt (L216a Oostrum)
|
Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.]
II-12
|
24351 |
kopvoorn |
meun:
vis
meun (L216a Oostrum)
|
kopvoorn
III-4-2
|
20109 |
korenbloem |
korenbloem:
kōrǝblum (L216a Oostrum),
-
korenbloem (L216a Oostrum),
rogbloem:
-
rogbloem (L216a Oostrum),
roggebloem:
rogblum (L216a Oostrum)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
32536 |
korf |
korf:
kø̜rǝf (L216a Oostrum)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
knoereltje:
eetbaar
knurretje (L216a Oostrum),
timpelteer:
corneolum
tiepeltaer (L216a Oostrum)
|
bes vd kornoelje || kornoelje, vrucht
III-4-3
|
20617 |
korst |
broodkorst:
De broeëdkaorste staeken m: het gaat hem te goed
broeëdkaorst (L216a Oostrum)
|
broodkorst
III-2-3
|
29971 |
korteling |
korteling:
kǫrtǝleŋ (L216a Oostrum)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kármenaaj (L216a Oostrum),
kotelet:
kortelet (L216a Oostrum),
zie kortelet
kòttelet (L216a Oostrum)
|
carbonade met been || karbonade || kotelet
III-2-3
|