e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivin, vrouwelijke duif duifhen: dyveͅn (Opglabbeek) duif, wijfje [ZND 18 (1935)] III-4-1
duizelig aardig: aardig (Opglabbeek), dol: del (Opglabbeek, ... ), dil (Opglabbeek, ... ), dil zeen (Opglabbeek), draaierig: dréjerig (Opglabbeek), drééjərig (Opglabbeek), duizelig: duuzelig (Opglabbeek), dūezelig (Opglabbeek), dūūzəlig (Opglabbeek), verduizeld: verdīsəlt (Opglabbeek) duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizendschoon jonkertje: jinkerke (Opglabbeek) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dun sneetje brood liesje: lēskə (Opglabbeek) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne melk blauwe melk: blaw mēlk (Opglabbeek), dunne melk: den mɛlǝk (Opglabbeek) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
dunne sjaal zomersjaal: zymərša.l (Opglabbeek) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
dunne zijden dameskous zijden hoos: si`ə hyəzə (Opglabbeek) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous zwarte hoos: zwartə [hyəzə} (Opglabbeek) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durven dorren: dēͅrən (Opglabbeek), dorre (Opglabbeek), doRə (Opglabbeek), hè hèt det neet dorre doon (Opglabbeek), durven: durve doon (Opglabbeek) durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
duur duur: der (Opglabbeek), dēr (Opglabbeek, ... ) duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m] III-3-1