e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hopen spreiden uitereengooien: űtǝręi̯ngű̄i̯ǝ (Opglabbeek) Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109] I-3
horen horen: hīərə (Opglabbeek) horen [N 10b (1961)] III-1-1
horens verwijderen horens afsnijden: hīrǝns āfsnījǝ (Opglabbeek) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizon eind van de wereld: ⁄t én (van ne wééreld) (Opglabbeek), noorderlicht: nuurd dr léégt (Opglabbeek) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horizontale draaibare sluitbalk van een poort slingerhout: sleŋǝrhø̜u̯t (Opglabbeek) Een draaibare sluitbalk ter halve hoogte van een poort, in het midden vast bevestigd aan een van de poortvleugels. In horizontale stand gedraaid vallen de uiteinden in een bevestiging en is de poort afgesloten; in vertikale stand is de poort geopend. De sluitbalk wordt dan om hinder te voorkomen vaak boven en onder vastgezet. Zie afbeelding 20. [add. uit N 5A, 54a; N 4A, 48; A 49, 4] I-6
horloge horloge: ein guiwe herluugie (Opglabbeek), ejn gøywə hərlyzi (Opglabbeek), gərlúúgə (Opglabbeek), ’n gōͅən ərlūzī (Opglabbeek), [gerluezi] (volk)  horlūəžə (Opglabbeek) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND m] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
houden houden: hauwə (Opglabbeek) houden [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
houden van houden van: hēͅi hildt vēͅl van Vader, van Muuder, van Pa en Ma, van Noonk en tant, van Myster en gebuur, van de schrienwerker (Opglabbeek), hè hilt vèl van Vaïer en Moïer, van pa en muder, van nonk en tant, avnne meister, vanne schrienwerker (Opglabbeek) Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] III-3-1
houder van slachtvee vetboer: vɛtbōr (Opglabbeek), weidenboer: węi̯bōr (Opglabbeek) [N 3A, 77d] I-11
houtduif bosduif: bosduif (gew.uitspr.) (Opglabbeek), boͅs˂dyf (Opglabbeek) houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] III-4-1