34498 |
bevruchten |
treden:
tręi̯ǝ (L416p Opglabbeek)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerhoek:
vōrhōk (L416p Opglabbeek)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
trippelen:
trīəpələ (L416p Opglabbeek)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewierooke (L416p Opglabbeek),
wieroken:
wierooke (L416p Opglabbeek)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
lucht:
də loͅxt (L416p Opglabbeek),
wolken:
de wolken
də wøͅyka (L416p Opglabbeek)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
belopen lucht:
beluipe loͅxt (L416p Opglabbeek),
betrokken lucht:
betrokke (L416p Opglabbeek),
betrokke loͅxt (L416p Opglabbeek),
donkere lucht:
doenker logt (L416p Opglabbeek),
ein doenker logt (L416p Opglabbeek),
overlopen lucht:
iĕverluipe loͅxt (L416p Opglabbeek),
iĕverluipen (L416p Opglabbeek),
īverluipə loͅxt (L416p Opglabbeek),
ps. deels omgespeld volgens Frings.
īəvərluipə [loͅxt (L416p Opglabbeek),
sterk bewolkte lucht:
sterk bewuikt (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (L416p Opglabbeek),
bezem:
beͅsəm (L416p Opglabbeek),
bɛsəm (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek),
Hèè kos de bessem ûtstèke, (omdat zijn vrouw hem had verlaten) ein bessem(e) stiêl is van börkehuit en eine heksebessem staat voor een abnormale dichte vertakking in een boomkruin(waarop de heksen tijdens hun luchtreis op een bezemsteel kunnen rusten)
bessem (L416p Opglabbeek)
|
bezem [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND A1 (1940sq)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
bezemsteel:
bɛsəmstīəl (L416p Opglabbeek),
Lûster, det zitsj zuu inne stiêl: het geval zit aldus in elkaar
bessemstiêl (L416p Opglabbeek),
bezemstek:
bɛsəmstɛk (L416p Opglabbeek),
steel:
stīəl (L416p Opglabbeek)
|
bezemsteel [RND] || de steel van een bezem, van een bloem [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19303 |
bezig zijn |
aan de gang zijn:
zeen anegan(g) met (L416p Opglabbeek),
bezig zijn:
zeen bĕĭzig met (L416p Opglabbeek),
zeen bèzig met (L416p Opglabbeek),
zen bēͅzeͅx meͅt (L416p Opglabbeek)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bəzeek (L416p Opglabbeek)
|
de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|