e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidwis kruidwis: in dien kroedwusj deed men over enkele jaren nog: ruuksel = een kruid dat veel verspreid was in onze hoven.Na de wijding gebruikte men t zaad van de kruid bij verstopping van de koeien. Men bereidde het op de kachel en gaf het de beesten in den vorm van bollen, op  kroedwusj (Opgrimbie) Welke kruiden doet (deed) men in die kruidwis? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruidwis wijden {ja}: ja  / (Opgrimbie), op dien dag wijdt men den kroedwusj  / (Opgrimbie) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruien kruien: krǫu̯ǝn (Opgrimbie), schurgen: šǫrǝgǝ (Opgrimbie) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krū.k (Opgrimbie), krūk (Opgrimbie) kruik [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruimel greumel: grø̄məl (Opgrimbie) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kruən (Opgrimbie), #NAME?  krūə:n (Opgrimbie) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin [ZND 01 (1922)] III-1-1
kruis kruis: kry(3)̄s (Opgrimbie), krȳ.s (Opgrimbie), ə kry(3)̄s, kry(3)̄zer (Opgrimbie) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-9, III-3-3
kruisbeeld lieveheer: levənīər (Opgrimbie), ənə levənīər (Opgrimbie) Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbes kroenzel: kroonchele (Opgrimbie), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138  krōnšəl (Opgrimbie) kruisbes [ZND 01 (1922)] I-7
kruiselings overhoeks eggen in het kruis [eggen]: ęn t krȳ.s (Opgrimbie) Manier van schuin eggen waarbij men telkens naar de volgende aangrenzende zijde gaat, zodanig dat de egbanen elkaar kruisen en de akker dus dubbel bewerkt wordt; zie afb. 72. Een rechthoekige lange akker kan kruiselings overhoeks worden geëgd volgens een patroon dat grotendeels het dubbele is van afb. 72: halverwege de akker laat men het egpatroon overgaan in zijn spiegelbeeld; zie afb. 73. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1b+ 1d add.; N 11, 84c add.; N 11A, 177d + e; monogr.] I-2