e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte heuvel: ənən hø͂ͅvəl (Opgrimbie), hoogte: hy(3)̄:əgdə (Opgrimbie), wadən hyəgdə (Opgrimbie), wadən yəgdə (Opgrimbie) heuvel [ZND 34 (1940)] || hoogte [ZND 01 (1922)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel hak: z. hak (Opgrimbie), vers: vē.rs (Opgrimbie), vērs (Opgrimbie) hak (van de voet) [ZND 01 (1922)] || hiel (van de voet) [ZND 01 (1922)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: héé aart nóó zə vaodər (Opgrimbie) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen gijgen: gī:gə (Opgrimbie), kuimen: kȳmǝ (Opgrimbie) [JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)] I-11, III-1-2
hijgen naar adem, reutelen reutelen: her reutelt (Opgrimbie), rochelen: her roekelt (Opgrimbie) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hinkelblokje hinksteen: henkstejn (Opgrimbie, ... ) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: henke (Opgrimbie) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: henkə (Opgrimbie) hinken [ZND 01 (1922)] III-1-2
hinniken hummeren: hømǝrǝ (Opgrimbie), ømǝrǝ (Opgrimbie) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hōt (Opgrimbie), hōt - hōj (Opgrimbie) hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)] III-1-3