e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huif van de huifkar huif: huf (Opgrimbie), huifje: hūfkǝ (Opgrimbie) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hufkar (Opgrimbie) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen grijnzen: ok vervelend huilen  grenšə (Opgrimbie) grijnzen [ZND 01 (1922)] III-1-4
huis, woning huis: hū.s (Opgrimbie) huis [ZND 01 (1922)] III-2-1
huishouden huishouden: hūshoͅu̯ən (Opgrimbie) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: moͅšən (Opgrimbie), møͅš (Opgrimbie) mus [ZND 01 (1922)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: in notatie van Pieter G.  vlēx (Opgrimbie) vlieg, huis— [ZND 01 (1922)] III-4-2
huiveren rijderen: rejərə (Opgrimbie, ... ), schuiveren: šūvərə (Opgrimbie) huiveren [ZND 01 (1922)] || Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huurcontract tuis: toͅws (Opgrimbie) het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] III-3-1
huurpenning godsalder: Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.  gōͅtshàèldər (Opgrimbie), WNT: heller - vaak, in jonger vorm, helder -, Mhd., nhd., mnl. heller. Oorspronkelijk eene Duitsche munt, benoemd naar Hall in Zwaben (verg. daalder de waarde was die van 1/2 of ongeveer 1/3 penning.  gōͅtsheͅldər (Opgrimbie), meepenning: mēpeͅnəŋ (Opgrimbie), Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.  mē:pàènəŋ (Opgrimbie) huurpenning [ZND 01 (1922)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)] III-3-1