e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

Gevonden: 4907
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
averechts, achterstevoren andersom: angesom (Ophoven), links: links (Ophoven), verkeerd: verkeerd (Ophoven) averechts [ZND 05 (1924)] || niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Ophoven) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondbrood: aovend broid (Ophoven) de laatste maaltijd van de dag, avondeten [ZND 02 (1923)] III-2-3
avondtriduüm avondtridum: aovendtriduum (Ophoven) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
azijn azijn: azien (Ophoven), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  azijn (Ophoven), edik: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  iêk (Ophoven) azijn [ZND 01u (1924)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baalschort paan: WNT: paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmee de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager.  pān (Ophoven) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs sleuren: sleuren (Ophoven, ... ) Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen). [ZND 06 (1924)] III-3-2
baard vlimmen: vlø̜mǝ (Ophoven) De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4
baarmoeder matrice (fr.): metresse (Ophoven) baarmoeder [N 10c (1995)] III-1-1
baarmoeder van de koe baarmoeder: bārmudǝr (Ophoven), dracht: drāx (Ophoven) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11