e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidwis kruidwis: kroedwès (Ophoven), men laat nog n kroetwès wijden  kroetwès (Ophoven) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] || De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruidwis wijden kruidwis wijden: kroedwès wiejen (Ophoven), {ja}: men laat nog n kroetwès wijden  kroetwès (Ophoven) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] || De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien schurgen: šø̜rǝgǝ (Ophoven) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruinschering kruinschering: kruunsjering (Ophoven) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruipende boterbloem boterbloem: WLD  boterbloom (Ophoven) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruis kruis: krȳ.s (Ophoven), krȳs (Ophoven), moos: moes (Ophoven) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Deel van het lichaam waar de bovenbenen samenkomen (mik). [N 109 (2001)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-1-1
kruisbeeld crucifix (<lat.): eine kruissiefiks (Ophoven), krussefiks (Ophoven), kruis: ei kruus (Ophoven, ... ), kruus (Ophoven), lieveheer: einə leevəniejer (Ophoven) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krȳsbē̜i̯n (Ophoven) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbes kroenzel: krōnšəl (Ophoven), verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138  kroonsel (Ophoven) kruisbes [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] I-7
kruisdagen kruisdagen: kruusdaag (Ophoven) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3