e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strī.p (Opoeteren) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: de giet lansem (Opoeteren), det geit langzaam (Opoeteren), det geit lansem (Opoeteren), stil: de giet stil (Opoeteren) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lantaarn lamptaarn: lamptair (Opoeteren), lantaarn: lantair (Opoeteren), lanteèr (Opoeteren), Ein grute lantèèr möt ein hiêl klein leechtsje: iemand die veel praats heeft maar weinig te vertellen weet Zuu ein(e) moot men möt ein lanrèèr goan zeke: zulke bijzondere persoon vindt men niet elke dag  lantèèr (Opoeteren), lantaring: soms gebruikt  lantèring (Opoeteren) lantaarn [ZND 37 (1941)] III-2-1
lap lap: lap (Opoeteren) lap [ZND A1 (1940sq)] III-1-3
last, moeilijkheid miserie: waat ein mezèrie toch z ook mert en leid  mezérie (Opoeteren) ongemak, moeilijkheid III-1-4
lasteren rijten: Eme(s) er ferm duurri-jte  ri-jte (Opoeteren) van iemand kwaadspreken III-1-4
lastig (werken) lastig: det is zuu lestiges eine naakse in zi-jn maal pisse  lestig (Opoeteren), ook materiaal znd 30, 02  lestig (Opoeteren), lɛsteͅx (Opoeteren), moeilijk: det waas èè mooilik vroagstèk, mân  mooilik (Opoeteren) lastig [ZND 01 (1922)] || moeilijk III-1-4
lastig kind nest: Vervèlend nöst deste bös  nöst (Opoeteren) lastig wezen III-1-4
laten laten: laten (Opoeteren), loêten (Opoeteren) laten [ZND 25 (1937)], [ZND 46 (1946)] III-1-2
laten wijden wijden: wieen (Opoeteren) Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] III-3-3