e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lendenen en kuil lenden: lęi̯.njǝ (Opoeteren), miltkuil(en): mei̯.ljkű.lǝ (Opoeteren) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: lī[ə}nə (Opoeteren), līnə (Opoeteren) leenen [ZND 14 (1926)], [ZND m] III-3-1
lente, voorjaar lente: lente (Opoeteren), opgaande tijd: ps. de e staat wat hoger geschreven.  opgoandje tied (Opoeteren), uitersgang: de ûtersjank (Opoeteren), oëterschank (Opoeteren), uitkomen: ûtkòmme (Opoeteren), voorjaar: het viêrjoar (Opoeteren), vierjoar (Opoeteren), voortijd: de viêrti-jd (Opoeteren), vroegjaar: het vreegjoar (Opoeteren) lente [ZND 30 (1939)] || voorjaar, lente III-4-4
lepe, doortrapte kerel arglistige kerel: erlistige kèrel (Opoeteren), gehaaide, een -: eine geheidsde (Opoeteren), gemene kerel: gəmeͅjnə kēͅrəl (Opoeteren), geslepen kerel: ein gesliëpe kèrel (Opoeteren), jood: Pas mè good op, want det is einen echte juud De uitdrukking stamt uit de tijd dat joden nog als vaak onbetrouwbare sjacheraars beschouwd en als dusdanig ook behandeld werden  juud (Opoeteren), kerel: kèrel (Opoeteren), loze, een -: loeëze (Opoeteren), slimme, een -: slimme (Opoeteren), uitgeslapene, een -: oëtgesloapene (Opoeteren) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] || een geslepen kerel || sluw, geslepen persoon III-1-4
lepel lepel: liepel (Opoeteren), lièpel (Opoeteren) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leugen leugen: [ontrondingsgebied: leugen -> liegen]  det is ein liège (Opoeteren), d’es ein liege (Opoeteren), ən liəgə (Opoeteren) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een leugen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
leunstoel armstoel: ɛrmstōl (Opoeteren, ... ), zetel: zēͅtəl (Opoeteren, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder bedelaar: bè:dəlè:r (Opoeteren), colporteur (fr.): kalperteur (Opoeteren), kramer: krī[e}mer (Opoeteren), leurder: leurder (Opoeteren), schooier: sjūəjər (Opoeteren) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  leeven (Opoeteren), léévə (Opoeteren) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: lève (Opoeteren), lèven (Opoeteren), léévə (Opoeteren) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2