e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het water tegenhouden ophouden: ǫphawǝ (Opoeteren), steigeren: stęj.gǝrǝ (Opoeteren) Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66] II-3
hete bliksem hete bliksem: heije bliksem (Opoeteren), heite bliksem (Opoeteren) stamppot van gestoofde aardappelen met vlees en appels III-2-3
heten heten: hijten (Opoeteren) heeten [ZND 25 (1937)] III-2-2
heukeling heukeltje: hī.kǝlkǝ (Opoeteren) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heup heup: hoeëp (Opoeteren) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] III-1-1
heuvel berg: bɛrx (Opoeteren), bergje: bɛrxskǝ (Opoeteren), heuvel: hiǝvǝl (Opoeteren), hīi̯vǝl (Opoeteren) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte berg: einə beͅrx (Opoeteren), bergje: bergske (Opoeteren), heuvel: ənə hi:jvəl (Opoeteren), Opm. soms wordt het zo genoemd.  hiəvəl (Opoeteren), hoogte: waat ein hieügt (Opoeteren) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vars (Opoeteren, ... ) hiel (van de voet) [ZND m] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hè aart nao zie vader (Opoeteren), hè aart no zie vajer (Opoeteren) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kimǝ (Opoeteren) [JG 1a, 1b] I-11