25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevreur (L288a Ospel)
|
vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
29897 |
vorstpan |
vorstpan:
vōrstpan (L288a Ospel)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
vos (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
vos || vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
21149 |
vrachtwagen |
vrachtwagen:
vrachtwagen (L288a Ospel)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33693 |
vredewis |
rijs:
rīs (L288a Ospel),
rijsje:
rīskǝ (L288a Ospel)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
<omschr.> die is niet van hier:
dae aes neet van hi-j (L288a Ospel)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
26888 |
vreemde veenarbeiders |
oliekonten:
oliekonten (L288a Ospel),
poepen:
poepen (L288a Ospel)
|
Veel veenarbeiders worden vanuit andere streken aangetrokken, omdat veenarbeid veelal seizoenarbeid is. Vanuit Duitsland, Drente, Groningen, Friesland en Overijssel komen ze in de Peel turfsteken. De vreemde arbeiders assimileren slecht met de autochtone bevolking en vaak worden ze uitgescholden. [II, 1b]
II-4
|
19341 |
vreugde |
goed gemoed:
good gemooit (L288a Ospel)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kaməro.d (L288a Ospel)
|
vriend [RND]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
gesprekelijk:
gesprieëkelik (L288a Ospel),
vriendelijk:
vrîntelek (L288a Ospel),
vrûntelek (L288a Ospel)
|
vriendelijk
III-1-4
|