25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
inslaon (L288a Ospel)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (L288a Ospel)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20378 |
introuwen |
introuwen:
als jong echtpaar bij familie gaan inwonen
introuwe (L288a Ospel)
|
introuwen
III-2-2
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L288a Ospel)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
inzōte (L288a Ospel),
Voordat er werd geweckt, werden etenswaren ingezouten zoals: vlees, koolsoorten ("zoôrmoos"), snijbonen
inzaote (L288a Ospel),
zouten:
Gezaote hieëring: zouten haring
zaote (L288a Ospel)
|
inzouten || Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten
III-2-3
|
17593 |
iris |
maantje:
meunke (L288a Ospel)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
jaorgeti-j (L288a Ospel)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18996 |
jaloers |
pikantig:
perkântig (L288a Ospel)
|
jaloers, afgunstig
III-1-4
|
20548 |
jam |
spijs:
spies (L288a Ospel)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
joenkeren:
zacht janken ve hond
jônkere (L288a Ospel)
|
janken
III-2-1
|