e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duin zandbult: zandj builtj (Ospel) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duivel duivel: duuvel (Ospel) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenslag duivenklep: duvǝkløp (Ospel) Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6
duizelig dol: dul (Ospel), duizelig: duzelig (Ospel) duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendblad hazegerf: achillea millefolium  haazegerf (Ospel) duizendblad III-4-3
duizendpoot duizendpoot: doezendjpoët (Ospel) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon duizendschoon: doêzentjschoeën (Ospel), jonkertje: jûnkerke (Ospel) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
durven durven: dūrve (Ospel), dörve (Ospel) durven || durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
duur duur: deur (Ospel) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
duwen duwen: daouwə (Ospel) duwen [RND] III-1-2