e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijt teek: tèèk (Ottersum) mijt III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Ottersum) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken loeren: lu:rə (Ottersum) lonken (mikken) [RND] III-3-2
mislukte pot gebarsten pot: gǝbarstǝ pǫt (Ottersum), gescheurde pot: gǝsxø̄̄rdǝ pǫt (Ottersum), kromme pot: kromǝ pǫt (Ottersum), uitschot: ytsxǫt (Ottersum), vastgebakken pot: vas˲gǝbakǝ pǫt (Ottersum) Mislukte pot, misbaksel in het algemeen. [N 49, 128a] II-8
mispel mispel: mispel (Ottersum) mispel III-4-3
mist, nevel (alg.) mist: mist (Ottersum) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] III-4-4
modderkruiper meerkat: mèrkat (Ottersum) modderkruiper III-4-2
moe moe: my.j (Ottersum) moe [RND] III-1-2
moed courage (fr.): Hèt ¯s de keraos as ge dörft  keraos (Ottersum), zie keraos  keraozie (Ottersum) moed III-1-4
moeder moeder: moe.der (Ottersum), mojjer (Ottersum), moeke: moeke (Ottersum), moet: moet (Ottersum) moeder || moeder, moedertje III-2-2