e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar mannetje: mɛnəkə (Overpelt), rammelaar: ráməleͅr (Overpelt) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rammelkar klotskar: klǫtskɛ̄r (Overpelt) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rammenas rammenas: ramenas (Overpelt), ramənats (Overpelt) [ZND 41 (1943)] I-7
rank paard luxe paard: lyks pē̜rt (Overpelt) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ransuil katuil: katy(3)̄l (Overpelt), ransuil: ransuul (Overpelt) ransuil || uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gāērstig (Overpelt), gērstig (Overpelt) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Overpelt) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rā̝sp (Overpelt) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Overpelt) rat [Willems (1885)] III-4-2
ratel ratel: raatel (Overpelt) Ratel. [Willems (1885)] III-3-2