e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoft schoft: sxoft (Overpelt) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftriem nekriem: nɛkrīm (Overpelt), schoftriem: sxǫftrīm (Overpelt) Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53] I-10
schoftzadel zadel: zǭǝl (Overpelt) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken schokken: sxǫkǝ (Overpelt) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schokschouderen de schouders ophalen: də sxōͅuwərs oͅphoͅələn (Overpelt), sxoͅwərs oͅphōlə (Overpelt) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol schol: schol (Overpelt) schol [Willems (1885)] III-2-3
schommel suur: n suur (Overpelt), ən sūūr (Overpelt), ən syr (Overpelt), suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.  sy(3)̄r (Overpelt) Een schommel (Fr. balancoire). [ZND B1 (1940sq)] || Schommel. [ZND 14 (1926)] III-3-2
school school: de jung sien ne de schooel (Overpelt), də wixtər zin inə sxoəl (Overpelt), də wixtər zin noə sxoəl (Overpelt), sxo.l (Overpelt), zə zin nor sxol (Overpelt) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND] III-3-1
schop, afdak voor landbouwgereedschappen karreschop: kē̜ ̞rǝsxǫp (Overpelt), schop: sxop (Overpelt), sxǫp (Overpelt), šop (Overpelt) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen schoppen: schoepen (Overpelt), schupə (Overpelt), schəpən (Overpelt), stampen: stampə (Overpelt, ... ) stampen: hoe zegt ge als ge iets met een voetbeweging verwijdert b.v. een hond weg... [ZND 42 (1943)] III-1-2