17582 |
kuif |
struif:
strof (K357p Paal)
|
kuif [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34475 |
kuiken |
kieken:
kikǝ (K357p Paal)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
33703 |
kuil |
kot:
kot (K357p Paal),
kuil:
kāi̯l (K357p Paal)
|
Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.]
I-8
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kotje:
koeuteke in z`n kin (K357p Paal),
kutteke inne kin (K357p Paal)
|
een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
26497 |
kuipdeksel |
scheel:
sxēl (K357p Paal)
|
Het uit twee halve cirkels bestaande deksel van de steenkuip. In Q 240 was de kuip half open. Er lag een plankje met half maantje op (Coenen, pag. 115). Zie ook het lemma ɛhalf kuipdekselɛ.' [N O, 19e; Vds 146; Jan 153; Coe 134; Grof 155; A 42A, 36 add.]
II-3
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kø̜̄pǝr (K357p Paal),
kø̜.jpǝr (K357p Paal)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
18545 |
kuitbroek |
stropselbroek:
stro̞psəlbrok (K357p Paal)
|
kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22818 |
kunst |
kunst:
kynst (K357p Paal)
|
Kunst. [ZND m]
III-3-2
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
kønst[mest] (K357p Paal),
vette(n):
vędǝ (K357p Paal)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
strūi̯ǝ (K357p Paal),
(kunstmest) zaaien:
zę̄n (K357p Paal)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|