33227 |
fijne zeef, voor pootaardappelen |
sorteerder:
sǫrtē̜rdǝr (K357p Paal)
|
De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b]
I-5
|
18121 |
fijt |
fijt:
feit (K357p Paal),
fijt (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoek:
zęi̯duk (K357p Paal)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
23264 |
flambouw |
fakkel:
⁄n fakkel (K357p Paal),
flambouw (<fr.):
mannen vanne stekskesgul
flambieën (K357p Paal),
lantaarn (<fr.):
lanteijene (K357p Paal),
⁄n lanteiën (K357p Paal)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (K357p Paal, ...
K357p Paal),
floo (K357p Paal)
|
flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flo valə (K357p Paal),
kwalijk worden:
kolək wērə (K357p Paal),
sterren zien:
ziet de stĕren veur zen oegen (K357p Paal),
van zijn sus vallen:
va zenə søs falə (K357p Paal)
|
hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
fletsen (K357p Paal),
flikflooien:
ook materiaal znd 23, 55
flikfloeien (K357p Paal)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flaim (K357p Paal),
flāim (K357p Paal),
rochel:
rochel (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
fluim [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
rochelen:
rochələ (K357p Paal)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezelen (K357p Paal),
fluisteren:
fluisteren (K357p Paal)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|