e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijne zeef, voor pootaardappelen sorteerder: sǫrtē̜rdǝr (Paal) De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b] I-5
fijt fijt: feit (Paal), fijt (Paal, ... ) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filter in de melkzeef zijdoek: zęi̯duk (Paal) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flambouw fakkel: ⁄n fakkel (Paal), flambouw (<fr.): mannen vanne stekskesgul  flambieën (Paal), lantaarn (<fr.): lanteijene (Paal), ⁄n lanteiën (Paal) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flauw flauw: flauw (Paal, ... ), floo (Paal) flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flo valə (Paal), kwalijk worden: kolək wērə (Paal), sterren zien: ziet de stĕren veur zen oegen (Paal), van zijn sus vallen: va zenə søs falə (Paal) hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
flikflooien fletsen: ook materiaal znd 23, 55  fletsen (Paal), flikflooien: ook materiaal znd 23, 55  flikfloeien (Paal) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: flaim (Paal), flāim (Paal), rochel: rochel (Paal, ... ) fluim [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
fluimen uitspuwen rochelen: rochələ (Paal) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezelen (Paal), fluisteren: fluisteren (Paal) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1