e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

Gevonden: 4207

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterklauw vers: vērs (Panningen) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie hak: hak (Panningen), hees: hīǝs (Panningen), spronggewricht: šproŋgǝvrext (Panningen) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband toet: tūt (Panningen) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterploeg staart: štɛrt (Panningen) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achterschijf stootring: štū̄ǝtreŋk (Panningen) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterste achterste: ééchterste (Panningen), êchterste (Panningen), gat: gaat (Panningen), kont: kónt (Panningen), vot: vot (Panningen) [N 10c (1961)]achterste [SGV (1914)] III-1-1
achteruit terug-op: trȳx˱ ǫp (Panningen) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen slaan: šlǭn (Panningen) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achtervuur achtervuur: axtǝrvø̄̄r (Panningen) Het gedeelte van de gebakken laag steen in een ring- of zigzagoven waar de steen nog nagloeit nadat het vuur er voorbij is gegaan. In Q 111 werd deze fase van het bakproces nakoelen (nǭkø̄̄l\) genoemd. [N 98, 142] II-8
achterwand achterbred: axtǝrbrēt (Panningen), achterklap: achterklap (Panningen), achterste bred: axtǝrstǝ brēt (Panningen), bred: brēt (Panningen), plank: plank (Panningen  [(bij de korte kar)]  ) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13