e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steengruis fijne kiezel: fijne kiezel (Peer), grind: grent (Peer), kiezel: kizǝl (Peer) Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.] I-8
steenkool kolen: kolen (Peer, ... ), kool: kool (Peer, ... ) steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)] III-2-1
steenkuip kuip: kø̜̄jp (Peer), kūp (Peer), kǭwp (Peer) De houten of eventueel metalen kuip om de molenstenen heen die verhindert dat het meel verstuift. De kuip rust op een houten voet, het ringhout, en wordt aan de bovenzijde afgedekt met een uit één of meer delen bestaand deksel. Zie ook afb. 81 en 82. De meervoudige opgaven wijzen er waarschijnlijk op dat de kuip in die plaatsen uit verschillende segmenten bestaat. Zie ook het lemma ɛkuipstukkenɛ.' [N O, 19a; A 42A, 36; N D, 13; Sche 50; Vds 144; Jan 151; Coe 132; Grof 153; monogr.; N D, 33 add.] II-3
steenzolder van de windmolen molenstenenzolder: molenstenenzolder (Peer) De verdieping van de windmolen waar zich de molenstenen bevinden. Zie ook het lemma ɛsteenzolder van de watermolenɛ.' [N O, 27a; A 42A, 1; monogr.] II-3
stelen stelen: stailen (Peer), stāēlen (Peer), stēͅlən (Peer), stèlen (Peer) stelen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
stelen, scheefslaan in het geheim wegnemen: hēͅə hēgət ent chəheͅm wächənōmən (Peer), pikken: pekkən (Peer), scheefslaan: schīəfslaoən (Peer) Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] III-3-1
stellingmolen galerijmolen: galdǝrimōln (Peer) Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j] II-3
stelpen van bloed stelpen: als ge blooid moed da stelpen (Peer) Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)] III-1-2
stelt stelt: ’ne stelt (Peer) Stelt. [Willems (1885)] III-3-2
stenen pot, keulse pot pot: pot (Peer) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1