e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borsttuig borsthaam: bǫrsthām (Peer) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
bos bos: bǫs (Peer) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente busseltje: busselke (Peer) [ZND 22 (1936)] I-7
bosbessenvlaai walberenvlaai: Syst. Frings  walbɛ̄rəvlāi̯ (Peer), waldbeervlaai: Syst. Frings  walbɛ̄rvlāi̯ (Peer) Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
bot bot: boͅt (Peer) bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] III-2-1
bot eggen achterst(e) voor [eggen]: ɛxtǝrstǝ vēr (Peer) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
bot mes hak: ook: hàk  ən hak (Peer) bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boter boter: bōtǝr (Peer), botter: botǝr (Peer) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: boteram (Peer), boterham (Peer), Syst. Frings M.  bot(ə)ram (Peer), bot(ə)rəm (Peer), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boterham (Peer), boterém (Peer), bōteram (Peer), snee: snee (Peer) boterham [ZND 32 (1939)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || hoe noemt men de met boter gesmeerde snee brood [ZND 48 (1954)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bob: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bob (Peer), boo: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boo (Peer) Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3