20735 |
aardbeienvlaai |
aardbeienvlaai:
Syst. Frings
ārt˂bɛ̄i̯əvlāi̯ (L355p Peer),
aardberenvlaai:
Syst. Frings
ɛ̄rbɛ̄rəvlāi̯ (L355p Peer),
ɛ̄rt˂bɛ̄rəvlāi̯ (L355p Peer)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ęrdǝ(n) pǫt (L355p Peer),
ęrdǝn pǫt (L355p Peer),
stenen pot:
stī̄nǝ pǫt (L355p Peer),
stē̜nǝ pǫt (L355p Peer)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
ēͅrdəweͅrk (L355p Peer)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17653 |
aars |
kont:
kǫ.nt (L355p Peer)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
eénzen (L355p Peer),
harten eens (L355p Peer),
herten eus (L355p Peer),
scheppənaoəs (L355p Peer, ...
L355p Peer),
schoͅppen ø͂ͅs (L355p Peer, ...
L355p Peer),
ø͂ͅ-ezen (L355p Peer),
eu als in het franse peur
euzen (L355p Peer),
na de o staat bovenaan een kleine o
kokən ōͅəs (L355p Peer),
zoals un (fr.)
harten ø͂ͅes (L355p Peer)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
23415 |
absis |
koormis:
koeermis (L355p Peer)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19009 |
abuis |
abuis:
ga`dt abies (L355p Peer),
ook materiaal znd 19a,6
ga’dt abies (L355p Peer),
ge zijt abies (L355p Peer, ...
L355p Peer),
mis:
da`s mis (L355p Peer),
das mis (L355p Peer),
deͅ is mis (L355p Peer),
ook materiaal znd 19a,6
ge zijt mis (L355p Peer),
verkeerd:
verkierd (L355p Peer),
zo niet:
ook materiaal znd 19a,6
’t es zoe nie (L355p Peer)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
19021 |
achterdocht |
achterdocht:
ich ha gien achterdocht (L355p Peer),
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
ich hā gien achterdocht (L355p Peer),
erg:
ik ha er gien erg in (L355p Peer),
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
ik ha er gien erg in (L355p Peer)
|
achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
reken:
rękǝ (L355p Peer),
scharren:
sxārǝ (L355p Peer)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (L355p Peer)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|