e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elektrische tram elektrieken tram: elentrieken tram (Peer), elektriekse tram: eletriekse tram (Peer) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
ellende (lijden) ellende: ech ben zek van eͅlleͅn (Peer), Hä zet en d⁄ eͅlleͅnə (Peer), Ich bin zik van d⁄ellende (Peer), miserie: Hè zit in de miserie (Peer), Hê is zik van miserie (Peer), Hê zit in de miserie (Peer) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4
els priem: prim (Peer) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
emmer aker: īkər (Peer, ... ), emmer: imər (Peer, ... ), īmər (Peer, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
endeldarm dikke darm: B.v. den endelderm is den dikken dehrem.  dikken dehrem (Peer), endeldarm: B.v. den endelderm is den dikken dehrem.  endelderm (Peer) Endeldarm (aarsdarm, gatdarm, kakdarm, einddarm). [N 109 (2001)] III-1-1
engel engel: n ingel twie engelkes (Peer), nen engel twie engels (Peer) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engel des heren angelus: angelus (Peer), engel des heren: engel des heeren (Peer) Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)] III-3-3
enten griffelen: grefələ (Peer), griffelen (Peer), schiffelen: schiffelen (Peer) [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: entre-deux (Peer) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): `n amvelop (Peer), amvelop (Peer), anvelop (Peer, ... ), een emvelop (Peer), nen nevelop (Peer), omslag: `n omslaag (Peer) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1