21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
elentrieken tram (L355p Peer),
elektriekse tram:
eletriekse tram (L355p Peer)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
ech ben zek van eͅlleͅn (L355p Peer),
Hä zet en d⁄ eͅlleͅnə (L355p Peer),
Ich bin zik van d⁄ellende (L355p Peer),
miserie:
Hè zit in de miserie (L355p Peer),
Hê is zik van miserie (L355p Peer),
Hê zit in de miserie (L355p Peer)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24504 |
els |
priem:
prim (L355p Peer)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
aker:
īkər (L355p Peer, ...
L355p Peer),
emmer:
imər (L355p Peer, ...
L355p Peer),
īmər (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)]
III-2-1
|
17703 |
endeldarm |
dikke darm:
B.v. den endelderm is den dikken dehrem.
dikken dehrem (L355p Peer),
endeldarm:
B.v. den endelderm is den dikken dehrem.
endelderm (L355p Peer)
|
Endeldarm (aarsdarm, gatdarm, kakdarm, einddarm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
n ingel twie engelkes (L355p Peer),
nen engel twie engels (L355p Peer)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
angelus:
angelus (L355p Peer),
engel des heren:
engel des heeren (L355p Peer)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33605 |
enten |
griffelen:
grefələ (L355p Peer),
griffelen (L355p Peer),
schiffelen:
schiffelen (L355p Peer)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (L355p Peer)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
`n amvelop (L355p Peer),
amvelop (L355p Peer),
anvelop (L355p Peer, ...
L355p Peer),
een emvelop (L355p Peer),
nen nevelop (L355p Peer),
omslag:
`n omslaag (L355p Peer)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|