23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gestichte mes (L355p Peer)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemartel (L355p Peer, ...
L355p Peer),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesiggel (L355p Peer, ...
L355p Peer),
gəseͅkəl (L355p Peer)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (L355p Peer)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuige zijn:
geteige zijn (L355p Peer),
getuigen:
geteigen (L355p Peer),
getijgen (L355p Peer)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
geveerlek (L355p Peer),
met vier spelen is geveurlijk (L355p Peer)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
dè is ’n geveurlijke kerel (L355p Peer),
geveerlek (L355p Peer)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
bak:
Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.
bak (L355p Peer),
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
kachot (L355p Peer),
kot:
Van Dale: kot, 4. gevangenis.
kot (L355p Peer),
pot:
Van Dale: I. pot, 8. (mil.) (volkst.) gevangenis.
pot (L355p Peer),
prison (<fr.):
pərsoŋ (L355p Peer),
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
preson (L355p Peer),
prizong (L355p Peer)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēͅvəl (L355p Peer),
gøͅvəl (L355p Peer)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevielig (L355p Peer),
nog altijd voelen:
ich vil deͅ nog altijd in mijn hand (L355p Peer)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
ongevoelig:
ongevielig (L355p Peer)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|