e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langzamer ju: jȳ (Posterholt) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lantaarn lantaarn: lantêr (Posterholt) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap huif: hūf (Posterholt), lap: lap (Posterholt), vel: velle (Posterholt) Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] II-10, III-1-3
lap op een schoen huif: hoef (Posterholt) Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)] III-1-3
laster laster: laster (Posterholt) laster [SGV (1914)] III-1-4
lasteren afbreken: aafbraeke (Posterholt), kwaadspreken: kwaodspraeke (Posterholt) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lĕstig (Posterholt), niet gemakkelijk: neet gemekkelik (Posterholt), zwaar: sjwaar (Posterholt), sjwaor (Posterholt) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind wars: wèèrsj (Posterholt) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig zijn pesten: peste (Posterholt), vervelen: vervééle (Posterholt) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen ophouden: ophawtte (Posterholt) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1