33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
smikken:
smekǝ (L387p Posterholt)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
kokkerellen:
koekerelle (L387p Posterholt)
|
Tollen.
III-3-2
|
32751 |
met een voor spitten |
graven:
[graven] (L387p Posterholt)
|
Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.]
I-1
|
17946 |
met grote stappen lopen |
grote stappen maken:
groote sjtep (L387p Posterholt)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
knauwelen:
knawwelle (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17945 |
met kleine stapjes lopen |
dribbelen:
B.v. t kindj dribbelt.
dribbele (L387p Posterholt)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22508 |
met kleppers rondlopen |
klepperen:
kleppere (L387p Posterholt)
|
Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34003 |
met paard en kar rijden |
varen:
vārǝ (L387p Posterholt)
|
[JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.]
I-10
|
34004 |
met paard en koets rijden, paardrijden |
rijden:
rīǝ (L387p Posterholt)
|
Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.]
I-10
|
22347 |
met sneeuwballen gooien |
sneeuwballen smijten:
sjneebel sjmiete (L387p Posterholt),
Sub GOOIEN.
sjneebel sjmiete (L387p Posterholt),
Sub SNEEUW.
sjneejbel sjmiete (L387p Posterholt)
|
[Met sneeuwballen gooien]. || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] || Sneeuwballen gooien.
III-3-2
|