id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22338 | ravotten | busselen: Sub STOEIEN (z. SPELEN). bössele (Posterholt), kuiten: Sub STOEIEN (z. SPELEN). kuite (Posterholt), z. KLIEREN, STOEIEN. kuite (Posterholt), pongelen: Sub STOEIEN (z. SPELEN). póngele mit (Posterholt), spelen: sjpeele (Posterholt), wuilen: Sub STOEIEN (z. SPELEN). wuile (Posterholt), wuilessen: Sub STOEIEN (z. SPELEN). wuiləsə (Posterholt) | Speels bezig zijn met een kind, een dier etc. || Stoeien. || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] || Zomaar wat samen spelen; ook stoeien, dollen, klieren. III-3-2 |
18868 | razen en tieren | tekeergaan: tekeer gaon (Posterholt) | luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19120 | razend van woede | dol: dòòlle (Posterholt) | razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17902 | recht vooruitstoten met de armen | stoten: sjtote (Posterholt) | stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2 |
21356 | rechtbank | rechtbank: rechtbank (Posterholt) | rechtbank [SGV (1914)] III-3-1 |
30411 | rechte steektrap | rechte steektrap: rɛxtǝ štē̜ktrap (Posterholt) | Trap die niet meer dan twee naast elkaar lopende bomen heeft. De rechte steektrap heeft als plattegrond een rechthoek terwijl de voorkanten van de treden alle evenwijdig lopen. Zie ook afb. 69a. [N 55, 124] II-9 |
17674 | rechte, vormeloze benen | rechte staken: rechte sjtaake (Posterholt) | benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1 |
33764 | rechterkant van het paard | van de hand: van dǝ hantj (Posterholt) | Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10] I-9 |
24975 | rechtop | recht: reg (Posterholt) | rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)] III-4-4 |
21720 | rechtspreken | veroordelen: veroordeile (Posterholt) | rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1 |