30022 |
steenkalk |
kalk:
kalǝk (L387p Posterholt)
|
Kalksoort die wordt verkregen door kalksteen, een voornamelijk uit koolzure kalk bestaand gesteente, in een kalkoven te branden. Steenkalk wordt meestal in ongebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. Volgens de invuller uit Q 98 werd de steenkalk vervaardigd uit 'gebrande kunderse steen' ('gǝbrandǝ køndǝrsǝ štęjn'). 'Kunder' ('køndǝr') is de locale benaming voor het plaatsje Kunrade bij Heerlen. Ruwe, nog niet bewerkte kalk werd in Q 121 'kalksteen' ('kalǝkštē') genoemd. [N 30, 28b; monogr.]
II-9
|
19637 |
steenkool |
kolen:
vitkaole (L387p Posterholt),
vètte koale (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de vette kolen? [N 104 (2000)]
III-2-1
|
18111 |
steenpuist, bloedzweer |
bloedzweer:
bloodsjwéér (L387p Posterholt),
zweertje:
sjwärke (L387p Posterholt)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || steenpuist [SGV (1914)]
III-1-2
|
30258 |
steensponning |
steensponning:
štęjnšpǫneŋ (L387p Posterholt)
|
Haaks of schuin uitgevoerde sponning aan buitendeurkozijnen die op de stenen aansluit. De steensponning bevordert het vaststaan van het kozijn in het metselwerk. [N 55, 16]
II-9
|
29963 |
steiger |
steiger:
štęjgǝr (L387p Posterholt)
|
De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e]
II-9
|
24976 |
steil, sterk hellend |
steil:
sjteil (L387p Posterholt)
|
steil [SGV (1914)]
III-4-4
|
24383 |
stekelbaars |
stekelbaars:
WLD
sjéékelbaars (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24812 |
stekelbrem |
kroeshei:
WLD = stekelbrem
kroeshei (L387p Posterholt)
|
stekelbrem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17820 |
steken |
steken:
sjteeke (L387p Posterholt)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
31920 |
steken met een beitel |
afsteken:
āfštē̜kǝ (L387p Posterholt),
opruimen:
ǫprȳmǝ (L387p Posterholt)
|
Met behulp van een beitel hout verwijderen, bijvoorbeeld van horizontale vlakken of om hoeken en gaten bij te werken. [N 53, 46a-d]
II-12
|